Je kent het wel


je zoekt niets enkel een plek
je weet: die deur
de deurklink zakt
het is jouw hand niet meer

eerst het licht aandoen
altijd eerst het licht
niet je ogen laten wennen
je wil het zien vandaag

vandaag passen de dozen in je armen
duw je plastic opzij, ruik je er lente
hier wacht een landschap gewillig
het is van zichzelf
bewaart jou, voor later

je vouwt je huid tot papier
tussen de multomappen
praat letters aan elkaar
trots rechten ze hun rug

blindelings streel je langs
rommeldingen in een mand
telt met je vingertoppen
een-twee-vier-zeven

ze praten met je, de dingen
je fluistert nu, nu

hier
weet je nog
ach wat een dag
gelukkig waren we
ik hoopte dat
zwijg maar

dan neemt het je over, zuigt je in
je spuugt het stof van je lippen
gooit je armen in de lucht als een drenkeling
wil het breken, iets breken

je eindigt zomaar ergens
tussen sokken en ongestreken overhemden
niet jouw maat

legt je hoofd neer als een boek
strijkt zachtjes over de kaft
krult je op in dit verlaten nest

hoofd naar
knie
naar
binnen

je kent het hier

misschien als je je lang genoeg
wentelt in de geur
dat je weer deel wordt
dat je kan blijven