FRANKRIJK

 

Op een zomerdag in een dorp in Frankrijk lieten mijn ouders mij per ongeluk achter op een parkeerplaats. Mijn vader achter het stuur, mijn moeder als bijrijder, en mijn twee oudere zussen op de achterbank. Ze reden de parkeerplaats af, de hoek om - uit zicht. 

 

Ik weet nog hoe ik mijn hart voelde kloppen in mijn keel. Hoe ik daar stond voor een etalageruit. Een lichtblauw Donald Duck shirt in de weerspiegeling. Het wachten. 

 

Niet om hulp vragen, gewoon blijven staan en hopen dat de tijd de auto zou terugdraaien met twee wielen op de stoep. 

 

Mijn moeder verontschuldigt zich na al die jaren nog altijd, en bezweert dat ze binnen 5 minuten terug waren om me gauw op de lege plek op de achterbank te zetten. Ik herinner me vaag de opluchting. Hoe snel alles weer zijn gangetje ging –dropjes en radiogeluiden en plagerijen van mijn zussen– alsof het nooit gebeurd was.

 

Maar nog het meest herinner ik mij dat plots overweldigende gevoel van alleen zijn. Voorbijgangers stapten door, auto’s reden voorbij, winkeldeuren openden en sloten. En ik bleef staan als een onzichtbare schim in de tijd.

 

Voor heel even had ik nooit bestaan.